Het verdwenen dorp Dongewijk
Door: Theo van Etten
Landgoed Dongewijk is omgeven met mysterieuze verhalen. Het gebied moet ooit enorm zijn geweest: van de Gilzerbaan in het zuiden tot ver in de huidige Reeshof in het noorden. Stadhouder Willem V zou hier in 1766 feestelijk ontvangen zijn in de pronkkamer van plaatselijke herberg. Koning Willem II zou hier zijn jachtgebied hebben, waarbij hij uitrustte in het nog steeds bestaande jachthuis. Dongewijk kent zeker een bijzondere en diverse geschiedenis. Maar wat is er waar van alle verhalen? |
Een theehuis voor de jagers
‘We speelden verstoppertje tussen de immense bomen op het landgoed en rondom de oude theekoepel. Zo noemden we dat ronde gebouwtje. De bewoners waren heel aardig, mijn moeder noemde hen “De jagers”. O ja, mijn opa had één koe. Misschien was hij naast kastelein ook wel boer, dat is me eigenlijk nooit duidelijk geworden.’
Coleta Willemen blikt terug op haar vroege jeugd. Ze is de kleindochter van Ad Willemen, die aan het begin van de twintigste eeuw café Dongewijk uitbaatte. Het was gevestigd in de witte villa die nu pal langs de Bredaseweg ligt en onderdeel uitmaakt van Landgoed Dongewijk. De herinneringen van Coleta gaan terug naar begin jaren vijftig van de twintigste eeuw, toen haar oom en twee ongetrouwde tantes het café dreven. ‘Ik zie ze zo nog achter de toog staan. Het zullen zo’n beetje de laatste jaren voor de sluiting zijn geweest’.
‘We speelden verstoppertje tussen de immense bomen op het landgoed en rondom de oude theekoepel. Zo noemden we dat ronde gebouwtje. De bewoners waren heel aardig, mijn moeder noemde hen “De jagers”. O ja, mijn opa had één koe. Misschien was hij naast kastelein ook wel boer, dat is me eigenlijk nooit duidelijk geworden.’
Coleta Willemen blikt terug op haar vroege jeugd. Ze is de kleindochter van Ad Willemen, die aan het begin van de twintigste eeuw café Dongewijk uitbaatte. Het was gevestigd in de witte villa die nu pal langs de Bredaseweg ligt en onderdeel uitmaakt van Landgoed Dongewijk. De herinneringen van Coleta gaan terug naar begin jaren vijftig van de twintigste eeuw, toen haar oom en twee ongetrouwde tantes het café dreven. ‘Ik zie ze zo nog achter de toog staan. Het zullen zo’n beetje de laatste jaren voor de sluiting zijn geweest’.
Ze legt een oude foto op tafel. Op de trap van de theekoepel zitten en staan mensen in nette kleding. ‘Dat was in 1928. Mijn oma en opa vierden hun 25-jarig huwelijk. En daar staat mijn vader, die was toen een jaar of twintig.’ Een andere foto op dezelfde locatie toont de bruiloft van haar ouders in 1935.’ Mijn vader is op Dongewijk geboren. Net als zijn vijf broers en zussen. De oudste heette Ad, naar mijn opa. Dat werd een familietraditie want míjn oudste broer heette ook Ad. Hij werd een bekende Tilburgse kunstenaar.’
Coleta weet dat het café in het linker gedeelte van het pand was gevestigd. De lage aanbouw aan de rechterzijde diende als feestruimte. ‘Mijn moeder noemde het café “Een theehuis voor de jagers”. Dat klinkt toch nét iets mooier, nietwaar?’ [1] |
Terug naar Dongewijk
Het is een vroege maandagochtend in het jaar 1835. Over de steenweg naar Breda komt een groepje mannen met karren en paarden aangesjokt. De meesten zijn te voet, sommigen zitten op een kar, de benen bungelend aan de zijkant. Bij het riviertje de Leij springen de mannen van de kar en banen zich, gewapend met batsen, een weg door het struikgewas. Een van hen maakt drukke en brede armgebaren; hij lijkt de anderen uit te leggen wat er moet gebeuren. De mannen kijken elkaar eens aan. Dan steken ze zwijgend hun batsen in de droge heidegrond. De ene na de andere schep zand vindt een nieuwe bestemming in het weerbarstige gebied.
Het hierboven beschreven tafereel komt voort uit mijn fantasie, ik zeg het maar eerlijk. Maar mogelijk werd hier op deze manier, bijna tweehonderd jaar geleden, de eerste officiële schop in de grond gestoken voor de bouw van een fabriek. Een hoogwaardigheidsbekleder zal er niet bij zijn geweest, anders had ik de gebeurtenis wel teruggevonden in de archieven.
Het is een vroege maandagochtend in het jaar 1835. Over de steenweg naar Breda komt een groepje mannen met karren en paarden aangesjokt. De meesten zijn te voet, sommigen zitten op een kar, de benen bungelend aan de zijkant. Bij het riviertje de Leij springen de mannen van de kar en banen zich, gewapend met batsen, een weg door het struikgewas. Een van hen maakt drukke en brede armgebaren; hij lijkt de anderen uit te leggen wat er moet gebeuren. De mannen kijken elkaar eens aan. Dan steken ze zwijgend hun batsen in de droge heidegrond. De ene na de andere schep zand vindt een nieuwe bestemming in het weerbarstige gebied.
Het hierboven beschreven tafereel komt voort uit mijn fantasie, ik zeg het maar eerlijk. Maar mogelijk werd hier op deze manier, bijna tweehonderd jaar geleden, de eerste officiële schop in de grond gestoken voor de bouw van een fabriek. Een hoogwaardigheidsbekleder zal er niet bij zijn geweest, anders had ik de gebeurtenis wel teruggevonden in de archieven.
Wat ik wél weet is dat de firma Diepen, Jellinghaus & Co hier in 1835 een lakenvollerij, ververij en wasserij oprichtte, ter uitbreiding van hun fabriek op Korvel. Ook kwamen er huizen voor de arbeiders. Er ontstond als het ware een klein dorpje langs de Leij. Of de Donge, zoals de verdere loop van de beek heet. Het gehuchtje kreeg dan ook de toepasselijke naam ‘Dongewijk’.
Bijna tweehonderd jaar later is er niets meer te zien van de bedrijvigheid van weleer. De fabrieksgebouwen zijn al lang verdwenen, het zweet van hen die er werkten is al vele jaren verdampt. Alleen de naam Dongewijk, die is gebleven. Het staat in strakke letters op het hardsteen boven een voormalige ingang van de villa die op slechts enkele meters afstand van het voorbijrazende verkeer staat. |
Ook bij het aangrenzende perceel komt de naam terug. De woorden ‘Landgoed’ en ‘Dongewijk’ zijn keurig verdeeld over twee pilasters die de toegang tot het landgoed vormen. Een groot ijzeren hekwerk maakt duidelijk dat het geen openbaar terrein is. Kijk je tussen de pilaren door, dan zie je in de verte een sprookjesachtig gebouw. Met zijn ronde witgepleisterde muren en ramen met kleine ruitjes zoals je die in laatmiddeleeuwse gebouwen ziet, heeft het de uitstraling van een jachthuis uit de achttiende eeuw. Het zou ook een uit de kluiten gewassen theehuis kunnen zijn.
Even verderop, grenzend aan het perceel, stroomt de Leij. Via een duiker zoekt zij haar weg onder de Bredaseweg door, waarna zij als ‘Donge’ haar weg vervolgt richting Reeshof. De beek is de enige constante op deze plek.
Even verderop, grenzend aan het perceel, stroomt de Leij. Via een duiker zoekt zij haar weg onder de Bredaseweg door, waarna zij als ‘Donge’ haar weg vervolgt richting Reeshof. De beek is de enige constante op deze plek.
Volgens een brochure die de landgoedeigenaren samenstelden, hebben de panden op het landgoed een koninklijke herkomst. Het ronde jachthuis zou ooit van koning Willem II zijn geweest en de villa een herberg, waar koninklijke gasten op adem konden komen. [2]
Het zijn natuurlijk prachtige verhalen die het goed doen bij bezoekers en andere geïnteresseerden. Helaas ligt de waarheid genuanceerder. Vóór 1835 bestond dit gebied slechts uit heide en stukjes bos. Slechts hier en daar woonde een boer. Pas door de aanleg van de Groote Weg in 1825 werden de gronden aan weerszijden van de straatweg interessant voor ondernemers. Een van de eerste ontginningen vond plaats hier aan de Donge. Degene die daar verantwoordelijk was, leeft voort in een Tilburgse straatnaam: Jan Diepen. |
Diepen, Jellinghaus & Co.
Jan Diepen peinst zich suf. Wie zou hij vragen om samen met hem een fabriek in wollen stoffen te beginnen? Hij is dan wel een handige lakenkoopman [3] en geld, daar hoeft hij zich ook niet druk om te maken. Zijn vrouw, de tien jaar oudere Anna Pieters, stond immers sociaal en financieel ver boven hem, toen zij in het huwelijk traden [4]. Maar productietechniek en administratie? Dat is niet aan hem besteed. Misschien moet hij Frans Jellinghaus eens vragen, de boekhouder van de lakenfabriek Van der Hoeven, Vreede en Co. Liet die zich laatst niet ontvallen dat hij ander werk zocht? [5] Vanaf zijn schilderij kijkt de ogenschijnlijk jonge Jan Diepen je aan. Vriendelijke ogen in een bol gelaat, dat zich boven de hoge hals van zijn driedelig kostuum uitperst. De haren gekamd en in twee helften verdeeld door middel van een scheiding. Zijn iets te grote oren steunen als het ware op de boorden van zijn kraag. Daar onder een jabot, dat zich prominent naar voren drukt door het corpulente lichaam dat zich achter het maatpak schuilhoudt. Op de revers van de overjas prijkt een medaille, mogelijk van het regiment Dragonders, waar Jan lid van was geweest [6]. Het begin van de negentiende eeuw is een periode waarin zich in Nederland een nieuwe economische structuur vormt. De betekenis van ons land als zeevarende natie is definitief ten einde, waardoor de zeeprovincies aan economische betekenis verliezen. De textielfabrieken in Leiden en veel andere Noord- en Zuid-Hollandse steden zijn hier de dupe van. [7] Een gevolg is dat de lakennijverheid zich steeds meer verplaatst naar Brabant. Tilburg groeit – in industrieel opzicht – uit tot de meest dynamische plaats van Brabant. |
Waar Tilburgse wevers voorheen werkten voor Leidse lakenfabrikanten, komt nu de gehele productie naar Tilburg. [8] Leidenaar Pieter Vreede vestigt zich in Tilburg en weet in 1798 zowel Nederlandse als Franse legerorders voor uniformstoffen aan de plaatselijke industrie te verschaffen. [9] Met dank aan de zogenaamde Tweede Coalitieoorlog [10], waardoor het leger een belangrijke opdrachtgever is geworden en een grote vraag naar baaien [11] en karsaaien [12] was ontstaan. [13]
In deze situatie had de 34-jarige Bosschenaar [14] Jan Diepen zijn kans gezien. Nadat hij in Willem van Spaendonck – een bekwame lakenwever en lakenbereider – een partner had gevonden die zich met de productie zou gaan bemoeien [15], richten hij en Frans in 1808 een fabriekshuis op [16] onder de naam “Diepen, Jellinghaus & Co”. Op Korvel hebben ze een ideale locatie gevonden. De fabriek ligt aan de handelsroute Breda-Den Bosch en dagelijks passeren hier vrachtkarren en postwagendiensten. Voerlieden, reizigers en postiljons leggen aan bij het koffiehuis van de buurman, bierbrouwer Koob van Roessel. Later zal dit heel toepasselijk “De Posthoorn” gaan heten.
Voor de dagelijkse leiding in de fabriek heeft Jan Diepen zijn zoon Johannes Nicolaas bereid gevonden naar Tilburg te verhuizen. Geen haar op zijn hoofd die eraan denkt om Den Bosch in te ruilen voor die door God en iedereen verlaten vlek in het zuiden. De jonge Johannes Nicolaas is weliswaar nog maar vijftien jaar maar ach, hij heeft zijn vader als vraagbaak en sparringpartner achter de hand. [17]
In deze situatie had de 34-jarige Bosschenaar [14] Jan Diepen zijn kans gezien. Nadat hij in Willem van Spaendonck – een bekwame lakenwever en lakenbereider – een partner had gevonden die zich met de productie zou gaan bemoeien [15], richten hij en Frans in 1808 een fabriekshuis op [16] onder de naam “Diepen, Jellinghaus & Co”. Op Korvel hebben ze een ideale locatie gevonden. De fabriek ligt aan de handelsroute Breda-Den Bosch en dagelijks passeren hier vrachtkarren en postwagendiensten. Voerlieden, reizigers en postiljons leggen aan bij het koffiehuis van de buurman, bierbrouwer Koob van Roessel. Later zal dit heel toepasselijk “De Posthoorn” gaan heten.
Voor de dagelijkse leiding in de fabriek heeft Jan Diepen zijn zoon Johannes Nicolaas bereid gevonden naar Tilburg te verhuizen. Geen haar op zijn hoofd die eraan denkt om Den Bosch in te ruilen voor die door God en iedereen verlaten vlek in het zuiden. De jonge Johannes Nicolaas is weliswaar nog maar vijftien jaar maar ach, hij heeft zijn vader als vraagbaak en sparringpartner achter de hand. [17]
Vijf jaar later is Diepen, Jellinghaus & Co uitgegroeid tot de grootste wollenstoffenfabriek in de nieuwbakken stad Tilburg. Jan Diepen heeft 340 werklieden in dienst, waarvan 40 in het fabriekshuis en 300 thuiswerkers [18]. De Tilburgse textielindustrie is booming, dat had koning Lodewijk Napoleon in 1809 ook wel gezien. De promotie van het dorp Tilburg tot stad, was slechts een formaliteit geweest, maar ook een logisch gevolg van die enorme economische groei.
In 1820 had deze nog eens een extra boost gekregen nadat koning Willem I had bepaald dat het gehele productieproces van wollen lakens, baayen, saayen en verdere manufacturen bedoeld voor ’s Rijks marine of armée, zo hier te lande als in ’s Rijks buitenlandse Koloniën en bezittingen, of van militairen of zeelieden, derwaarts gezonden wordende …’ voortaan binnen het koninkrijk plaats diende te vinden. [19] |
Met dank aan de koning
Legerorders vormden dus de basis voor groei van de textielnijverheid in Tilburg. En de behoefte was groot met al die oorlogen. ‘Misschien wordt het dan toch maar eens tijd om dichter bij de fabriek te gaan wonen,’ moet Jan Diepen in 1822 gedacht hebben, voordat hij zijn intrek nam in Tilburg. [20] Maar dat was vast niet de enige reden.
Een jaar eerder had koning Willem I namelijk eindelijk zijn goedkeuring gegeven om de nieuwe steenweg van Breda naar Den Bosch via Tilburg te laten lopen. Een opluchting voor de Tilburgse ondernemers, aangezien ze nu rechtstreekse verbindingen kregen met de grote steden en de rest van het land. Er was wel een probleem. De weg zou in een kaarsrechte lijn van Breda naar de Heikese kerk in Tilburg gaan lopen. En daarmee zou de fabriek van Diepen, Jellinghaus & Co, die nu nog áán deze route lag, straks op zo’n twaalf minuten afstand daarvan komen te liggen. Johannes Nicolaas Diepen was hierop persoonlijk bij de koning op audiëntie geweest met 180 handtekeningen van belanghebbenden op zak. Alles om de koning ervan te overtuigen dat de nieuwe weg via Korvel zou moeten gaan lopen. [21] Het had niet geholpen, maar Jan wil het er niet bij laten zitten.
Het lobbywerk bij de koning lijkt jaren later toch zijn vruchten af te werpen. Omdat Jan Diepen het niet voor elkaar had gekregen om de Groote Weg via zijn fabriek te laten lopen, had hij besloten om grotendeels op eigen kosten, de zandweg van de fabriek tot de Zomerstraat te laten bestraten. Zo kreeg hij in 1828 toch een aansluiting op de nieuwe steenweg. Het jaar daarna is koning Willem I bij hem te gast, als hij op rondreis is door Brabant. Het is groot feest en het fabrieksterrein moet er als een waar theater hebben uitgezien:
Het Fabriek was van voren met Laken behangen tot guirlandes. Ook de plaats en onder de poort was belegd met Rood-uitmonstering-laken. De trappen met ordinair laken. Er was voor het fabriek een eereboog gemaakt, ook voor de huizen der heeren Diepen, Jellinghaus en Co. De vorst wordt feestelijk ontvangen met Hoera’s en Viva’s en het werkvolk krijgt bier en koffie met boterhammen. [22]
1830 is het jaar dat Nederland en België twee afzonderlijke landen worden. Hierdoor daalt de afzetmarkt voor de Tilburgse wolindustrie sterk. Slechts vier Tilburgse bedrijven krijgen het privilege om lakens te leveren aan de krijgsmacht. De keuze valt op de moderne en innoverende Tilburgse bedrijven. Bedrijven die de nieuwste technieken aanwenden voor hun productie, zoals stoomkracht. In navolging van Pieter van Dooren, die in 1827 de eerste stoommachine in Tilburg had laten plaatsen, had ook Jan Diepen er twee aangeschaft.[23] Een hele verbetering ten opzichte van de rosmolens die voorheen de fabriek draaiende hielden. [24] En dus behoort ook Diepen, Jellinghaus & Co tot de uitverkorenen voor de legerleveranties. [25]
Legerorders vormden dus de basis voor groei van de textielnijverheid in Tilburg. En de behoefte was groot met al die oorlogen. ‘Misschien wordt het dan toch maar eens tijd om dichter bij de fabriek te gaan wonen,’ moet Jan Diepen in 1822 gedacht hebben, voordat hij zijn intrek nam in Tilburg. [20] Maar dat was vast niet de enige reden.
Een jaar eerder had koning Willem I namelijk eindelijk zijn goedkeuring gegeven om de nieuwe steenweg van Breda naar Den Bosch via Tilburg te laten lopen. Een opluchting voor de Tilburgse ondernemers, aangezien ze nu rechtstreekse verbindingen kregen met de grote steden en de rest van het land. Er was wel een probleem. De weg zou in een kaarsrechte lijn van Breda naar de Heikese kerk in Tilburg gaan lopen. En daarmee zou de fabriek van Diepen, Jellinghaus & Co, die nu nog áán deze route lag, straks op zo’n twaalf minuten afstand daarvan komen te liggen. Johannes Nicolaas Diepen was hierop persoonlijk bij de koning op audiëntie geweest met 180 handtekeningen van belanghebbenden op zak. Alles om de koning ervan te overtuigen dat de nieuwe weg via Korvel zou moeten gaan lopen. [21] Het had niet geholpen, maar Jan wil het er niet bij laten zitten.
Het lobbywerk bij de koning lijkt jaren later toch zijn vruchten af te werpen. Omdat Jan Diepen het niet voor elkaar had gekregen om de Groote Weg via zijn fabriek te laten lopen, had hij besloten om grotendeels op eigen kosten, de zandweg van de fabriek tot de Zomerstraat te laten bestraten. Zo kreeg hij in 1828 toch een aansluiting op de nieuwe steenweg. Het jaar daarna is koning Willem I bij hem te gast, als hij op rondreis is door Brabant. Het is groot feest en het fabrieksterrein moet er als een waar theater hebben uitgezien:
Het Fabriek was van voren met Laken behangen tot guirlandes. Ook de plaats en onder de poort was belegd met Rood-uitmonstering-laken. De trappen met ordinair laken. Er was voor het fabriek een eereboog gemaakt, ook voor de huizen der heeren Diepen, Jellinghaus en Co. De vorst wordt feestelijk ontvangen met Hoera’s en Viva’s en het werkvolk krijgt bier en koffie met boterhammen. [22]
1830 is het jaar dat Nederland en België twee afzonderlijke landen worden. Hierdoor daalt de afzetmarkt voor de Tilburgse wolindustrie sterk. Slechts vier Tilburgse bedrijven krijgen het privilege om lakens te leveren aan de krijgsmacht. De keuze valt op de moderne en innoverende Tilburgse bedrijven. Bedrijven die de nieuwste technieken aanwenden voor hun productie, zoals stoomkracht. In navolging van Pieter van Dooren, die in 1827 de eerste stoommachine in Tilburg had laten plaatsen, had ook Jan Diepen er twee aangeschaft.[23] Een hele verbetering ten opzichte van de rosmolens die voorheen de fabriek draaiende hielden. [24] En dus behoort ook Diepen, Jellinghaus & Co tot de uitverkorenen voor de legerleveranties. [25]
Een door stoom gedreven lakenvollerij
Werken in een vollerij, dat doe je niet voor je lol. Vollen is het vervilten van een geweven stuk stof met behulp van chemische stoffen. Een geweefd stuk stof (dat vroeger ‘laken’ werd genoemd) is niet direct geschikt om maatpakken of dekens van te maken. Ze zijn simpelweg te luchtig en houden dus geen warmte vast. Door ze te ‘vollen’, klitten alle vezels samen en ontstaat er een viltlaag. Vroeger gebeurde dat door de stoffen in kuipen met een mengsel van water, bentoniet, urine en zeep te leggen. Bijna naakte mannen, zogenaamde voetvolders, stonden in de kuip en begonnen met kracht te stampen. Urenlang, tot de stof geheel vervilt was. Vanaf de vijftiende eeuw ontwikkelde men mechanische volmolens met houten hamers die het laken bewerkten. Ze werden aangedreven door ros-, water- of windmolens. [26]
In 1835 start de bouw van Dongewijk, dat zal bestaan uit een vollerij, een ververij en een wolwasserij (ook wel broeierij genoemd). De leiding komt in handen van Jan Diepens oudste kleinzoon Jan Hendrik Arnold Diepen en van Frederik Jellinghaus, de zoon van Frans. [27] De plek van de fabriek is niet willekeurig gekozen. De nabijheid van een beek biedt veel voordelen. Het schone aanvoerwater kan gebruikt worden om te vollen en te wassen, terwijl de Donge tevens dient als afvoer van vuil water. Of waterkracht werd ingezet als krachtbron om de volmolen aan te drijven, is maar de vraag. De fabriek draait namelijk op stoomkracht. [28]
Een jaar later is er al behoefte aan uitbreiding met nieuwbouw. En nou kun je met veel dingen rekening houden, behalve met die verrekte novemberstorm die dat jaar in heel Nederland huishoudt. Schepen vergaan en mensen verdrinken. Huizen, kerken en molens storten in en bomen worden ontworteld. Zo ook in Tilburg, aan de Groote Weg, nabij het riviertje de Donge. De dakgebinten staan al op de het veertig meter lange gebouw, dat volledig tegen de vlakte gaat. [29]
Als de storm is gaan liggen, wordt het werk hervat. Uiteindelijk verrijst ‘… aan den straatweg op Breda, op anderhalf uur ten Westen van Tilburg en vijf en een half uur zuidwestelijk van ’s Hertogenbosch, aan de Maasdijksche – of Maasbrug …’ [30] een compleet dorpje:
‘… een buitenplaats en woonhuis aan de overzijde van den straatweg, benevens eenige mede door hen gebouwde arbeiderswoningen het gehucht uitmakende, dat thans 5 huizen bevat, bewoond door 13 huisgezinnen, uitmakende 51 zielen …’ [31] [32]
1844 is het laatste jaar dat Dongewijk in werking is. Na een enorme brand in 1839, die de fabriek van Diepen, Jellinghaus & Co op Korvel volledig in de as heeft gelegd, is er een gloednieuw gebouw verrezen, dat zich volgens tijdgenoten onderscheidt door ‘hare grootte, sierlijken bouwtrant en hoogst doelmatige inrichting’. [33] Hieronder ook negen ijzeren volkommen. [34] Met andere woorden: de volmolen op Dongewijk is overbodig geworden. De opstallen en de grond gaan in de verkoop. 1844 is om nóg een reden een memorabel jaar: Jan Diepen overlijdt. [35]
Werken in een vollerij, dat doe je niet voor je lol. Vollen is het vervilten van een geweven stuk stof met behulp van chemische stoffen. Een geweefd stuk stof (dat vroeger ‘laken’ werd genoemd) is niet direct geschikt om maatpakken of dekens van te maken. Ze zijn simpelweg te luchtig en houden dus geen warmte vast. Door ze te ‘vollen’, klitten alle vezels samen en ontstaat er een viltlaag. Vroeger gebeurde dat door de stoffen in kuipen met een mengsel van water, bentoniet, urine en zeep te leggen. Bijna naakte mannen, zogenaamde voetvolders, stonden in de kuip en begonnen met kracht te stampen. Urenlang, tot de stof geheel vervilt was. Vanaf de vijftiende eeuw ontwikkelde men mechanische volmolens met houten hamers die het laken bewerkten. Ze werden aangedreven door ros-, water- of windmolens. [26]
In 1835 start de bouw van Dongewijk, dat zal bestaan uit een vollerij, een ververij en een wolwasserij (ook wel broeierij genoemd). De leiding komt in handen van Jan Diepens oudste kleinzoon Jan Hendrik Arnold Diepen en van Frederik Jellinghaus, de zoon van Frans. [27] De plek van de fabriek is niet willekeurig gekozen. De nabijheid van een beek biedt veel voordelen. Het schone aanvoerwater kan gebruikt worden om te vollen en te wassen, terwijl de Donge tevens dient als afvoer van vuil water. Of waterkracht werd ingezet als krachtbron om de volmolen aan te drijven, is maar de vraag. De fabriek draait namelijk op stoomkracht. [28]
Een jaar later is er al behoefte aan uitbreiding met nieuwbouw. En nou kun je met veel dingen rekening houden, behalve met die verrekte novemberstorm die dat jaar in heel Nederland huishoudt. Schepen vergaan en mensen verdrinken. Huizen, kerken en molens storten in en bomen worden ontworteld. Zo ook in Tilburg, aan de Groote Weg, nabij het riviertje de Donge. De dakgebinten staan al op de het veertig meter lange gebouw, dat volledig tegen de vlakte gaat. [29]
Als de storm is gaan liggen, wordt het werk hervat. Uiteindelijk verrijst ‘… aan den straatweg op Breda, op anderhalf uur ten Westen van Tilburg en vijf en een half uur zuidwestelijk van ’s Hertogenbosch, aan de Maasdijksche – of Maasbrug …’ [30] een compleet dorpje:
‘… een buitenplaats en woonhuis aan de overzijde van den straatweg, benevens eenige mede door hen gebouwde arbeiderswoningen het gehucht uitmakende, dat thans 5 huizen bevat, bewoond door 13 huisgezinnen, uitmakende 51 zielen …’ [31] [32]
1844 is het laatste jaar dat Dongewijk in werking is. Na een enorme brand in 1839, die de fabriek van Diepen, Jellinghaus & Co op Korvel volledig in de as heeft gelegd, is er een gloednieuw gebouw verrezen, dat zich volgens tijdgenoten onderscheidt door ‘hare grootte, sierlijken bouwtrant en hoogst doelmatige inrichting’. [33] Hieronder ook negen ijzeren volkommen. [34] Met andere woorden: de volmolen op Dongewijk is overbodig geworden. De opstallen en de grond gaan in de verkoop. 1844 is om nóg een reden een memorabel jaar: Jan Diepen overlijdt. [35]
Koninklijk domein
Degene die toehapt is niemand minder dan koning Willem II. Na de Belgische opstand heeft hij zijn draai gevonden in Tilburg, waar hij volgens de overlevering de enigszins theatraal aandoende zin ‘Hier adem ik vrij en voel ik mij gelukkig’ zou hebben uitgesproken. Volgens anderen duikt deze tekstregel echter pas op in de loop van de twintigste eeuw en is het maar zeer de vraag of de poëtische woorden daadwerkelijk afkomstig zijn van de in Tilburg zo geliefde vorst. [36]
Hoe dan ook, inmiddels was hij hard op weg om grootgrondbezitter-in-Tilburg te worden. Tien jaar eerder had hij een grote bouwhoeve met schapenkooi in het zuidwestelijk buitengebied tussen Tilburg en Moergestel laten oprichten. Zijn zoon Willem had er de eerste steen gelegd. [37] Willem II had Spaanse rammen, Saksische merinoschapen en Silezische ooien en rammen aangeschaft, bedoeld om de Tilburgse rassen te veredelen en zo de fabrieken van een goede kwaliteit wol te voorzien. [38] De geruchten gingen zelfs dat hij van plan was om in Tilburg een paleis te bouwen.
In 1847 wordt Zijne Majesteit de nieuwe eigenaar van het pand met alle aanhorige huizingen, gebouwen, landerijen en bosschen op Dongewijk. Ook hier richt hij grote veestallen in om de omliggende heidegronden te kunnen bemesten. [39]
Het is van korte duur. Nadat de koning in 1849 zijn laatste vrije adem in zijn geliefde stad uitblaast, worden al zijn Tilburgse bezittingen verkocht. Dongewijk komt in handen van de Tilburgse textielfamilie Brouwers. Zij slopen de gebouwen van de voormalige vollerij en leggen een landgoed aan. Inclusief een kittig, rond theehuisje. Of jachthuis zo je wilt. In de tweede helft van de twintigste eeuw neemt de familie Somers het landgoed over. [40]
Degene die toehapt is niemand minder dan koning Willem II. Na de Belgische opstand heeft hij zijn draai gevonden in Tilburg, waar hij volgens de overlevering de enigszins theatraal aandoende zin ‘Hier adem ik vrij en voel ik mij gelukkig’ zou hebben uitgesproken. Volgens anderen duikt deze tekstregel echter pas op in de loop van de twintigste eeuw en is het maar zeer de vraag of de poëtische woorden daadwerkelijk afkomstig zijn van de in Tilburg zo geliefde vorst. [36]
Hoe dan ook, inmiddels was hij hard op weg om grootgrondbezitter-in-Tilburg te worden. Tien jaar eerder had hij een grote bouwhoeve met schapenkooi in het zuidwestelijk buitengebied tussen Tilburg en Moergestel laten oprichten. Zijn zoon Willem had er de eerste steen gelegd. [37] Willem II had Spaanse rammen, Saksische merinoschapen en Silezische ooien en rammen aangeschaft, bedoeld om de Tilburgse rassen te veredelen en zo de fabrieken van een goede kwaliteit wol te voorzien. [38] De geruchten gingen zelfs dat hij van plan was om in Tilburg een paleis te bouwen.
In 1847 wordt Zijne Majesteit de nieuwe eigenaar van het pand met alle aanhorige huizingen, gebouwen, landerijen en bosschen op Dongewijk. Ook hier richt hij grote veestallen in om de omliggende heidegronden te kunnen bemesten. [39]
Het is van korte duur. Nadat de koning in 1849 zijn laatste vrije adem in zijn geliefde stad uitblaast, worden al zijn Tilburgse bezittingen verkocht. Dongewijk komt in handen van de Tilburgse textielfamilie Brouwers. Zij slopen de gebouwen van de voormalige vollerij en leggen een landgoed aan. Inclusief een kittig, rond theehuisje. Of jachthuis zo je wilt. In de tweede helft van de twintigste eeuw neemt de familie Somers het landgoed over. [40]
Café Dongewijk
Maar Dongewijk kreeg er nóg een geschiedenis bij. Vanaf circa 1900 begint de familie Willemen in wat nu “Villa Dongewijk” heet, “Café Dongewijk”. Wat kleindochter Coleta aan het begin van de jaren vijftig zag als ‘De laatste jaren van het café’, was feitelijk het begin van een nieuwe periode. In 1953 neemt Jack Clemens het cafébedrijf over van de familie Willemen. Hij en zijn gezin zullen het tot 1970 uitbaten. In het Groot Tilburgs Horecaboek beschrijft zoon Leo zijn (vaak hilarische) herinneringen aan deze tijd. Volgens hem was het vooral een café voor binnen- en buitenlandse toeristen. Fietsende dagjesmensen, bussen met toeristen op doorreis, Zeeuwen en Duitsers op weg naar hun vakantiebestemming.
Het gezin Clemens bedacht allerlei manieren om het inkomen aan te vullen. Er werden oude auto’s voor de deur geplaatst om de indruk te wekken dat het hier ‘gezellig druk’ was. Je kon er terecht voor jonge poedeltjes, zo stond op de speciaal beplakte luciferdoosjes te lezen. Vader Sjaak kocht zelfs goedkoop bier in bij de supermarkt en verving de etiketten door die van het duurdere Amstel. De kinderen handelden in auto’s, brommers en elpee’s om wat bij te verdienen. En natuurlijk waren daar Joepie het aapje en pony Kareltje, op wiens rug kinderen voor een kwartje een ritje konden maken.
Met het gereedkomen van de snelweg Eindhoven-Breda is het gedaan met de vele toeristen. Bussen en andere vakantiegangers mijden voortaan de Bredaseweg. Van alleen de dagjesmensen op zondag kan de familie Clemens niet leven, ondanks hun creatieve bijverdiensten. In 1970 verkoopt Sjaak de boel. [41]
Maar Dongewijk kreeg er nóg een geschiedenis bij. Vanaf circa 1900 begint de familie Willemen in wat nu “Villa Dongewijk” heet, “Café Dongewijk”. Wat kleindochter Coleta aan het begin van de jaren vijftig zag als ‘De laatste jaren van het café’, was feitelijk het begin van een nieuwe periode. In 1953 neemt Jack Clemens het cafébedrijf over van de familie Willemen. Hij en zijn gezin zullen het tot 1970 uitbaten. In het Groot Tilburgs Horecaboek beschrijft zoon Leo zijn (vaak hilarische) herinneringen aan deze tijd. Volgens hem was het vooral een café voor binnen- en buitenlandse toeristen. Fietsende dagjesmensen, bussen met toeristen op doorreis, Zeeuwen en Duitsers op weg naar hun vakantiebestemming.
Het gezin Clemens bedacht allerlei manieren om het inkomen aan te vullen. Er werden oude auto’s voor de deur geplaatst om de indruk te wekken dat het hier ‘gezellig druk’ was. Je kon er terecht voor jonge poedeltjes, zo stond op de speciaal beplakte luciferdoosjes te lezen. Vader Sjaak kocht zelfs goedkoop bier in bij de supermarkt en verving de etiketten door die van het duurdere Amstel. De kinderen handelden in auto’s, brommers en elpee’s om wat bij te verdienen. En natuurlijk waren daar Joepie het aapje en pony Kareltje, op wiens rug kinderen voor een kwartje een ritje konden maken.
Met het gereedkomen van de snelweg Eindhoven-Breda is het gedaan met de vele toeristen. Bussen en andere vakantiegangers mijden voortaan de Bredaseweg. Van alleen de dagjesmensen op zondag kan de familie Clemens niet leven, ondanks hun creatieve bijverdiensten. In 1970 verkoopt Sjaak de boel. [41]
Tot slot
Na Jan Diepen zullen nog vele generaties het familiebedrijf bestieren. Op 1 januari 1845 neemt zijn zoon Jan Nicolaas de zaak over en verandert de naam in J.N. Diepen & Co. [42] In 1870 treedt de derde generatie aan en ook zij komen met een nieuwe bedrijfsnaam: Gebroeders Diepen. Zo zal het blijven, tot het bittere einde in 1972. De gevolgen van de algehele malaise in de Tilburgse textielindustrie laten zich ook hier gelden. Geen koning die de zaak nog kan redden. [43]
Van de mysterieuze verhalen rondom het landgoed Dongewijk moeten we helaas een deel naar het rijk der fabelen verwijzen. Weliswaar strekt het zeventien hectare metende gebied zich anno 2025 nog steeds uit tot de Gilzerbaan (in het zuiden), maar bij de Bredaseweg (in het noorden) heeft het altijd wel opgehouden. Het verhaal over de feestelijke intocht van stadhouder Willem V werd eerder al door onderzoeker John van Erve met de grond gelijk gemaakt. Verder is het gebied weliswaar tussen 1847 en 1849 eigendom geweest van Koning Willem II, maar jagen deed hij hier waarschijnlijk niet. Evenmin bezocht hij zijn vermeende jachthuis. Dit pand werd namelijk pas in 1881 gebouwd, ruim dertig jaar na het overlijden van de vorst.
Enkele mysteries blijven gelukkig in leven. Dat wil zeggen: tijdens dit beperkte onderzoek heb ik de feiten ervan niet kunnen achterhalen. Zoals de ouderdom van de villa aan de Bredaseweg, die op de oudste kadasterkaart (minuutplan) al ingetekend staat. De schuur die erachter staat, dateert volgens de huidige bewoners mogelijk al van 1789.
In het artikel “Prins Willem V in 1766 ontvangen in ‘pronkkamer’ van herberg” schrijft de journalist Pierre van Beek dat de kern van de theekoepel dateert van 1810. [44] Het is echter onduidelijk waarop dat gebaseerd is. Volgens het kadaster is de koepel in 1881 het eerste gebouw op deze locatie. Mogelijk – en nu begeef ik me uiteraard op glad ijs – is dit de stichtingsdatum van de villa.
Na Jan Diepen zullen nog vele generaties het familiebedrijf bestieren. Op 1 januari 1845 neemt zijn zoon Jan Nicolaas de zaak over en verandert de naam in J.N. Diepen & Co. [42] In 1870 treedt de derde generatie aan en ook zij komen met een nieuwe bedrijfsnaam: Gebroeders Diepen. Zo zal het blijven, tot het bittere einde in 1972. De gevolgen van de algehele malaise in de Tilburgse textielindustrie laten zich ook hier gelden. Geen koning die de zaak nog kan redden. [43]
Van de mysterieuze verhalen rondom het landgoed Dongewijk moeten we helaas een deel naar het rijk der fabelen verwijzen. Weliswaar strekt het zeventien hectare metende gebied zich anno 2025 nog steeds uit tot de Gilzerbaan (in het zuiden), maar bij de Bredaseweg (in het noorden) heeft het altijd wel opgehouden. Het verhaal over de feestelijke intocht van stadhouder Willem V werd eerder al door onderzoeker John van Erve met de grond gelijk gemaakt. Verder is het gebied weliswaar tussen 1847 en 1849 eigendom geweest van Koning Willem II, maar jagen deed hij hier waarschijnlijk niet. Evenmin bezocht hij zijn vermeende jachthuis. Dit pand werd namelijk pas in 1881 gebouwd, ruim dertig jaar na het overlijden van de vorst.
Enkele mysteries blijven gelukkig in leven. Dat wil zeggen: tijdens dit beperkte onderzoek heb ik de feiten ervan niet kunnen achterhalen. Zoals de ouderdom van de villa aan de Bredaseweg, die op de oudste kadasterkaart (minuutplan) al ingetekend staat. De schuur die erachter staat, dateert volgens de huidige bewoners mogelijk al van 1789.
In het artikel “Prins Willem V in 1766 ontvangen in ‘pronkkamer’ van herberg” schrijft de journalist Pierre van Beek dat de kern van de theekoepel dateert van 1810. [44] Het is echter onduidelijk waarop dat gebaseerd is. Volgens het kadaster is de koepel in 1881 het eerste gebouw op deze locatie. Mogelijk – en nu begeef ik me uiteraard op glad ijs – is dit de stichtingsdatum van de villa.
Hoe dan ook, de naam Dongewijk leeft voort in het gebied. In de Reeshof bestaat een wijk die Dongewijk heet en ook vinden we hier een gelijknamige sporthal en horecapunt. Een stukje textielgeschiedenis in de nieuwste wijken van Tilburg. En dan is er natuurlijk Landgoed Dongewijk aan de Bredaseweg. De aangelegde grachten, bedoeld om meer water in het gebied te krijgen, kwamen goeddeels droog te staan door de ontwatering van de Leij en de akkers. Maar in de bossen leven reeën, vossen en – volgens de eigenaren – zelfs een otter. De bomen en struiken zijn het domein van talloze vogels en elk jaar keert een koppel buizerds terug naar Dongewijk om een nieuwe generatie op de wereld te zetten. [45] Een eeuwenoude kastanjelaan is nog steeds herkenbaar achter een monumentaal hekwerk, dat ooit moet hebben opengestaan om het publiek toe te laten. [46] Al met al is dit gebied springlevend.
|
Bronnen:
[1] Interview Coleta Willemen door Theo van Etten, 23-01-2025
[2] Brochure Landgoed Dongewijk
[3] Laken was een woord dat gebruikt werd voor geweven stoffen
[4] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995. Ontleend aan een terugblik door een familielid tijdens het honderdjarig bestaan van het bedrijf.
[5] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[6] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995
[7] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 64-65
[8] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 67
[9] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 68
[10] De Tweede Coalitieoorlog (mei 1798 – 25 maart 1802) was een conflict tussen revolutionair Frankrijk en een bondgenootschap van Groot-Brittannië, Oostenrijk en Rusland (bron: Wikipedia – Tweede Coalitieoorlog)
[11] Baai is een sterk geruwd en gevold wollen weefsel, dat niet of nauwelijks wordt geschoren, sterk is en waterafstotend
[12] Karsaai (afgeleid van de Engelse plaats Kersey) is een grof gekeperd laken
[13] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 69
[14] Nieuwe Tilburgsche Courant 29-07-1933
[15] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[16] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[17] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908
[18] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 72
[19] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 82
[20] Nieuwe Tilburgsche Courant 29-07-1933
[21] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908
[22] Nieuwsblad van het Zuiden 14-12-1918
[23] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908
[24] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 85
[25] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 90
[26] Wikipedia – Volmolen
[27] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908 (verwijzing naar het Memoriaal van Dongewijk)
[28] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995 (verwijzing naar het Memoriaal van Dongewijk)
[29] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995 (verwijzing naar de dagboeken van Lelie en De Beer)
[30] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908 (verwijzing naar: A.J. van der Aa – Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden)
[31] P.J.M. van Gorp – Over vollen en volmolens – Een industriële revolutie in de vroege middeleeuwen III – 1979 – pag. 148 (verwijzing naar: A.J. van der Aa – Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden)
[32] De beschrijving dateert uit 1844. Volgens het kadaster stonden er zes woonhuizen. Het “woonhuis aan de overzijde van den straatweg” kan het tolhuis zijn, dat pal langs de Donge stond. Verder is er geen pand te bekennen.
[33] A.J. van der Aa – Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden
[34] P.J.M. van Gorp – Over vollen en volmolens – Een industriële revolutie in de vroege middeleeuwen III – 1979 – pag. 148
[35] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[36] Ans Holman
[37] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995 (verwijzing naar de dagboeken van Lelie en De Beer)
[38] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 91
[39] P.J.M. van Gorp – Over vollen en volmolens – Een industriële revolutie in de vroege middeleeuwen III – 1979 – pag. 148
[40] Kadaster
[41] P. Verbunt – Groot Tilburgs Horecaboek – 2009 – Bredaseweg 602
[42] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[43] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[44] P. van Beek – Prins Willem V in 1766 ontvangen in ‘pronkkamer’ van herberg
[45] Brochure Landgoed Dongewijk
[46] P. van Beek – Prins Willem V in 1766 ontvangen in ‘pronkkamer’ van herberg
[1] Interview Coleta Willemen door Theo van Etten, 23-01-2025
[2] Brochure Landgoed Dongewijk
[3] Laken was een woord dat gebruikt werd voor geweven stoffen
[4] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995. Ontleend aan een terugblik door een familielid tijdens het honderdjarig bestaan van het bedrijf.
[5] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[6] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995
[7] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 64-65
[8] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 67
[9] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 68
[10] De Tweede Coalitieoorlog (mei 1798 – 25 maart 1802) was een conflict tussen revolutionair Frankrijk en een bondgenootschap van Groot-Brittannië, Oostenrijk en Rusland (bron: Wikipedia – Tweede Coalitieoorlog)
[11] Baai is een sterk geruwd en gevold wollen weefsel, dat niet of nauwelijks wordt geschoren, sterk is en waterafstotend
[12] Karsaai (afgeleid van de Engelse plaats Kersey) is een grof gekeperd laken
[13] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 69
[14] Nieuwe Tilburgsche Courant 29-07-1933
[15] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[16] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[17] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908
[18] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 72
[19] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 82
[20] Nieuwe Tilburgsche Courant 29-07-1933
[21] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908
[22] Nieuwsblad van het Zuiden 14-12-1918
[23] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908
[24] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 85
[25] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 90
[26] Wikipedia – Volmolen
[27] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908 (verwijzing naar het Memoriaal van Dongewijk)
[28] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995 (verwijzing naar het Memoriaal van Dongewijk)
[29] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995 (verwijzing naar de dagboeken van Lelie en De Beer)
[30] B. Dijksterhuis – Een industrieel geslacht 1808-1908 (verwijzing naar: A.J. van der Aa – Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden)
[31] P.J.M. van Gorp – Over vollen en volmolens – Een industriële revolutie in de vroege middeleeuwen III – 1979 – pag. 148 (verwijzing naar: A.J. van der Aa – Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden)
[32] De beschrijving dateert uit 1844. Volgens het kadaster stonden er zes woonhuizen. Het “woonhuis aan de overzijde van den straatweg” kan het tolhuis zijn, dat pal langs de Donge stond. Verder is er geen pand te bekennen.
[33] A.J. van der Aa – Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden
[34] P.J.M. van Gorp – Over vollen en volmolens – Een industriële revolutie in de vroege middeleeuwen III – 1979 – pag. 148
[35] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[36] Ans Holman
[37] RAT – 317 Archief van de familie Diepen 1782-1995 (verwijzing naar de dagboeken van Lelie en De Beer)
[38] P.J.M. van Gorp – Wollen stoffen ‘de industriële revolutie in Nederland’ – 1985 – pag. 91
[39] P.J.M. van Gorp – Over vollen en volmolens – Een industriële revolutie in de vroege middeleeuwen III – 1979 – pag. 148
[40] Kadaster
[41] P. Verbunt – Groot Tilburgs Horecaboek – 2009 – Bredaseweg 602
[42] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[43] Wiki Midden-Brabant – Diepen, Jellinghaus & Co
[44] P. van Beek – Prins Willem V in 1766 ontvangen in ‘pronkkamer’ van herberg
[45] Brochure Landgoed Dongewijk
[46] P. van Beek – Prins Willem V in 1766 ontvangen in ‘pronkkamer’ van herberg